De Eenhoorn

De eenhoorn
 
De eenhoorn, een beest uit fabels, puur wit van kleur, met het hoofd en de benen van een paard, een lange gedraaide hoorn in het midden van zijn voorhoofd, symbool voor heiligheid, kuisheid en eerbaarheid.
De eenhoorn werd vooral veel gebruikt als afbeelding op de wandkleden in de middeleeuwen de eenhoorn stamt als dier uit de fabelwereld en wordt voorgesteld als een paard met een lange rechte hoorn in het midden van het voorhoofd.
De eenhoorn beschikt, volgens het volksgeloof, over de macht om vergiftigde bronnen te zuiveren, door zijn hoorn in het water te steken, of door er met zijn hoorn het kruisteken over te maken.
Zijn beeld komt voor als uithangteken van apothekers en drogisten omwille van de hoorn van de unicornus die als een universeel geneesmiddel gold.
Uit een oude tekst over de eenhoorn staat het volgende waaruit je duidelijk kunt opmaken dat hier een neushoorn beschreven wordt wat er op wijst dat de neushoorn en het paard ooit de mix moeten zijn geweest voor het bedenken van de eenhoorn: Unicornos dat er nauwelijks geduchter dier bestaat; zijn geluid maakt iedereen bang.
Geschapen is het als een paard, met voeten als de olifant, het hoofd als dat van een hert, met een zwijnenstaart.
Midden voor op het hoofd steekt een hoorn uit, kaarsrecht, vier voeten lang is die, dat is waar, zo scherp, dat er niets tegen kan staan.
Men kan hem met bepaalde listen vangen maar niet temmen, hoe dan ook.
Dat niemand hem levend vangt; want als men hem belaagt, en als hij zich onderworpen ziet, dan blijft hij dood van trotsheid. Dit is niet de eenhoorn, let wel, die door de reine maagd gevangen wordt.
Rinoceros heet hij in het Grieks, want hij heeft, zoals men hoort, de hoorn voor gebruik gereed staan tussen zijn twee neusgaten.
Gezien zijn kracht is hij maar klein, naar verhouding heeft hij korte benen.
Fel en vijandig is hij in hoge mate.
Nooit ook, zonder twijfel, kan een jager hem vangen.
Geelachtig is hij behaard. Vier voeten lang, weet dat wel, is zijn hoorn, sterk als massief been.
Die maakt hij scherp aan een steen, zodat zelfs de olifant zich niet kan verweren tegen die vijand.
Geen speer kan hem bang maken.
Op hoge bergen zwerft hij rond, voorwaar, maar ook in de woestenijen die onbegaanbaar zijn voor de mens.
Hoe men hem vangt, en niet opjaagt: Men neemt een onbevlekte maagd en zet haar alleen in dat woud waar de unicornus zich ophoudt.
Dan komt daar dat dier en beziet het reine lichaam, de zoete gedaante, en werpt van zich, en laat varen al zijn kwaadaardige geweldenarij; en aanbidt de maagdelijkheid. Zijn hoofd legt het zeer gewillig in de schoot van de jongedame, en zo slaapt het met voldoening in.
Dan komen de jagers meteen en vangen het ongemerkt.
Ze slaan het dood als ze dat willen; of ze binden het stevig vast, en brengen het dan naar een paleis voor hoge heren, om te aanschouwen.
Ze moet niet uitkijken naar een vrolijk huppelend paard.